fbpx
Nederlands
Text

Les 5

Lesson 7 Module 3


Jouw stijl

Deze week gaat over jouw stijl voorkeuren.
We kijken naar wat je al gemaakt hebt, maar ook wat je voorkeur heeft als je naar kunst van andere mensen kijkt. En laten we het woord kunst hier niet te zwaar opvatten, welke creatieve uitingen hebben je voorkeur?

Het begrip "stijl" komt uit het Latijn en betekent in de oorsprong "schrijfwijze". In de kunst gebruikt men kunststijl als benaming voor een generatie met typische kenmerken van kunstenaars of een bepaalde school. Aan kunststijl wordt in algemene zin de betekenis gegeven die wordt gekenmerkt door een tijdsperiode. Zo worden bijvoorbeeld de 19e en 20e eeuw bestempeld als modern. En de periode na 1945 als postmodern.


A. Stijl

Er zijn ontzettend veel kunststijlen en als je het leuk vindt kun je daar natuurlijk nog meer onderzoek naar doen. Om deze e-course niet te uitgebreid te maken beschrijf ik hier een aantal veel voorkomende schilderstijlen.
(Via deze link kun je nog veel meer schilderstijlen vinden met verschillende voorbeelden van kunstwerken: https://www.kunstkopie.nl/a/kunststijl.html).


Realisme

Bij het realisme lijkt het onderwerp van het schilderij veel op het echte werk en is het niet gestileerd of geabstraheerd. Het is de stijl die veel mensen beschouwen als 'echte kunst'. Alleen als je het van dichtbij bekijkt, zie je dat wat effen kleuren lijken een reeks penseelstreken van vele kleuren en waarden zijn.

Realisme is sinds de Renaissance de dominante schilderstijl. De kunstenaar gebruikt perspectief om een illusie van ruimte en diepte te creëren, waarbij hij de compositie en belichting zo instelt dat het onderwerp echt lijkt. Leonardo da Vinci's "Mona Lisa" is een klassiek voorbeeld van deze stijl.

Mona Lisa, Leonardo da Vinci. Ca 1504. 

Schilderkunstig (painterly)
De schilderkunstige stijl verscheen toen de industriële revolutie Europa in de eerste helft van de 19e eeuw overspoelde. Door de metalen verftube konden kunstenaars buiten het atelier schilderen, en ze begonnen zich te concentreren op het schilderen zelf. Onderwerpen werden realistisch weergegeven, maar schilders deden geen enkele moeite om hun technische werk te verbergen.

De nadruk ligt op het schilderen: het karakter van de penseelvoering en de pigmenten zelf. Kunstenaars die in deze stijl werken, proberen niet te verbergen wat er is gebruikt om het schilderij te maken door de textuur of vlekken die in de verf zijn achtergelaten glad te strijken met een penseel of ander gereedschap, zoals een paletmes. De schilderijen van Henri Matisse zijn uitstekende voorbeelden van deze stijl.

Dishes and Fruit, Henri Matisse, 1901

Impressionisme

Het impressionisme ontstond in de jaren tachtig van de 19e eeuw in Europa, waar kunstenaars als Claude Monet licht probeerden vast te leggen, niet door de details van realisme, maar door middel van gebaren en illusie. Je hoeft niet dicht bij de waterlelies van Monet te komen om de opvallende kleurvlakken te zien, maar er bestaat geen twijfel over waar je naar kijkt. Objecten behouden hun realistische uiterlijk, maar hebben toch een levendigheid die uniek is voor deze stijl.

Waterlillies, Claude Monet

Expressionisme  en Fauvisme
Expressionisme en fauvisme zijn vergelijkbare stijlen die aan het begin van de 20e eeuw verschenen. Beiden worden gekenmerkt door het gebruik van gedurfde, onrealistische kleuren die zijn gekozen om het leven niet weer te geven zoals het is, maar eerder zoals het voelt of lijkt voor de kunstenaar.


De twee stijlen verschillen in sommige opzichten. Expressionisten, waaronder Edvard Munch, probeerden het groteske en de gruwel van het dagelijks leven over te brengen, vaak met hypergestileerde penseelvoering en gruwelijke beelden, zoals hij met groot succes gebruikte in zijn schilderij 'The Scream'.




Fauvisten probeerden, ondanks hun nieuwe kleurgebruik, composities te creëren die het leven in een geïdealiseerde of exotische natuur uitbeeldden. Denk aan de dartele danseressen van Henri Matisse of de pastorale taferelen van George Braque.

De Schreeuw, Edvard Munch. 1893

Gray weather in cove, Georges Braque. 1907

Surrealisme

Het surrealisme is ontstaan als literaire stroming in het begin van 1920.

Het is de Franse schrijver en essayist André Breton, die in 1924 zijn opvattingen omtrent het surrealisme in vooral de schilderkunst en de literatuur, te boek stelt in het Manifeste du surréalisme.

Teleurgesteld in het rationalisme, dat door de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog te optimistisch was gebleken, en geïnspireerd door de ideeën van Sigmund Freud, stellen surrealisten de door vrije associaties gekenmerkte bewustzijnstoestand van de droom

Persistence of Memory, Salvador Dali. 1931

Abstractie

Naarmate de eerste decennia van de 20e eeuw zich in Europa en Amerika ontvouwden, werd de schilderkunst minder realistisch. Abstractie gaat over het schilderen van de essentie van een onderwerp zoals de kunstenaar het interpreteert, in plaats van de zichtbare details. Een schilder kan het onderwerp reduceren tot de dominante kleuren, vormen of patronen, zoals Pablo Picasso deed met zijn beroemde muurschildering van drie muzikanten. De artiesten, allemaal scherpe lijnen en hoeken, zien er niet in het minst echt uit, maar er bestaat geen twijfel over wie ze zijn.

Of een kunstenaar kan het onderwerp uit zijn context halen of de schaal ervan vergroten, zoals Georgia O'Keeffe in haar werk deed. Haar bloemen en schelpen, ontdaan van hun fijne details en zwevend tegen abstracte achtergronden, kunnen op dromerige landschappen lijken.

Sky above clouds IV, Georgia O'Keeffe. 1965

Abstract

Puur abstract werk schuwt actief het realisme en geniet van de omarming van het subjectieve. Het onderwerp  van het schilderij zijn de gebruikte kleuren, de texturen in het kunstwerk en de materialen die zijn gebruikt om het te maken.
De druppelschilderijen van Jackson Pollock zien er voor sommigen misschien uit als een gigantische puinhoop, maar het valt niet te ontkennen dat muurschilderingen zoals 'Number 1 (Lavender Mist)' een dynamische, kinetische kwaliteit hebben die je interesse vasthoudt. Andere abstracte kunstenaars, zoals Mark Rothko, vereenvoudigden zelf hun onderwerp tot kleuren. Het zijn blokken pigment waarin je jezelf kunt verliezen.

Oranje, rood en geel, Mark Rothko. 1961

Fotorealisme

Het fotorealisme ontwikkelde zich eind jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw als reactie op het abstract expressionisme, dat sinds de jaren veertig de kunst domineerde. Deze stijl lijkt vaak reëler dan de werkelijkheid, waarbij geen enkel detail wordt weggelaten en geen enkel minpunt onbelangrijk is.

Een van de bekendste fotorealistische schilders is Chuck Close, wiens muurschilderingen van collega-kunstenaars en beroemdheden zijn gebaseerd op momentopnamen.

Phil, Chuck Close. 1969

Ontwricht realisme
Disrupted realism is een term die kunstwerken beschrijft die zijn gemaakt door kunstenaars, die zijn afgeweken van de normen van het realisme. Deze afwijkingen worden opzettelijk gemaakt, vaak door middel van improvisatie, om expressieve doeleinden te dienen. Er kunnen een of meer formele elementen betrokken zijn zoals lijn, vorm en kleur. Door de traditie van het realisme te ‘ontwrichten’ en uit te breiden, kunnen kunstenaars tijd, herinnering en individuele ervaringen suggereren of verwijzen naar digitale, fotografische of filmische bronnen. Het is een subjectieve benadering van de schilderkunst die de perceptie verkiest boven het zien en die de subjectiviteit omarmt.

Professor Charles Gallagher Vacationing in New England, Alex Kanevsky. 2015


Deze laatste stroming heeft pas recent een naam gekregen tijdens de expositie Disrupted Realism in 2018 in Philadelphia. In het boek van John Seed met dezelfde naam wordt mooi beschreven hoe verschillende artiesten hieronder vallen en waarom deze stroming is ontstaan. Ik zie veel hedendaagse schilders waarvan de stijl hier raakvlakken mee heeft.
Hier kun je meer informatie bekijken als het je interesseert: https://principlearttalk.com/2021/08/06/introduction-to-disrupted-realism/




B. Beeldaspecten

Laten we ook eens naar je voorkeursstijl kijken aan de hand van de beeldaspecten.

Licht (grijswaarden en contrast)

Compositie

Kleur

Ruimte (om objecten heen of in objecten)

Vorm (overlapping, verkleining, afsnijding)

Structuur & Textuur

Lijn   

Als je er 1 of meerdere  hiervan vaak benadrukt in je werk, dan kun je daar wat over schrijven. Zoals het voorbeeld dat ik gaf in het webinar, dat je voor een bepaalde verhouding kunt kiezen van grijswaarden. Als je bv meestal 70% van je schilderij in donkere kleuren maakt, 20 % in middentonen en maar 10 % lichte kleuren gebruikt.
Gebruik je vaak grote contrasten in je werk? Of juist expres heel weinig contrast?


Vorm: werk je graag met perspectief of liever met platte vormen? 


Welk soort lijnen hebben je voorkeur?
En kijk ook eens naar de randen van de vlakken die je maakt. Houdt je van duidelijke afscheidingen of kies je vaak voor vage vormen?

   


C. Materialen & kleuren
Met welke materialen en kleuren werk je het liefst? Hieronder zie je een aantal voorbeelden:

Materiaal                                                                                     Kleuren

Aquarel                                                                                        Natuurlijke tinten

Gouache                                                                                      Neutraal palet                                               

Olieverf                                                                                        Kleurrijk                                                                                       

Acrylverf                                                                                      Veel contrast

Inkt (gekleurde of Oost-Indische inkt)    

Houtskool

Linosnede

Etsen

Collage

Krijt (pastel of was)

Wax



Opdracht 1

Beschrijf elementen uit jouw favoriete stijl en waarom ze je aanspreken.
Je kunt kiezen uit onderdelen van de boven beschreven gebieden:
A. stijl, B. beeldaspecten en C. materialen & kleuren.

Dus je hoeft niet alles te gebruiken, begin met de dingen die je meteen aantrekken.

Hieronder vind je nog enkele termen die je kunnen inspireren bij het beschrijven van je favoriete schilderstijl.

Figuratief
Abstract
Geabstraheerd
Naïeve schilderstijl
Illustratief
Grafisch
Schetsmatig
Heel precies, met veel details.



Opdracht 2
Kies 1 van de onderste vragen:

  • Tegen welke stijl zit je werk het dichtste aan?
  • Hoe zou je willen dat je stijl was?


Maak hier een Pinterest* board van met afbeeldingen of je kunt gewoon plaatjes verzamelen in een map. Wel altijd de naam van de kunstenaar er meteen bijzetten, anders ben je later misschien een hoop tijd kwijt om die terug te vinden. 
En zet hier vooral ook foto’s van je eigen werk bij die je bij die stijl vindt passen.
 
Maak een document van de meest passende afbeeldingen en zet foto's daarvan in je FB album.


*Let op: Pinterest is een beetje een gevaarlijke app, omdat je voor je het weet een paar uur verder bent. Dus ik raad je aan om een wekker te zetten en dan ook echt te stoppen.



Opdracht 3

Deze opdracht is optioneel voor als je veel tijd hebt. Maak een schilderij in je favoriete stijl. Gebruik een foto van een werk dat je mooi vindt en probeer een eigen foto in diezelfde stijl te maken. Als je dit nog te moeilijk vindt kun je ook een schilderij zo precies mogelijk namaken, daar leer je ook altijd heel veel van. Zoals bijvoorbeeld hoe de penseelstroken zijn gemaakt of hoe de kleuren gemengd zijn.




Pen
>